Niet over meisjes

1
Over de snelste route door de supermarkt hoeft ze niet meer na te denken. Binnen drie minuten liggen de zeven producten die ze nodig heeft in het geelzwarte mandje. Bij de kassa’s glijden haar ogen over de cassières. Gelukkig, op kassa vijf zit vandaag het meisje met de dikke zwarte krullen en de gouden wenkbrauwpiercing. Zij werkt er nog niet zo lang. En Nina heeft er deze week nog niet bij afgerekend. Ze sluit in haar rij aan.
De man voor haar kan zijn pinpas niet vinden. Zenuwachtig grijpt hij voor de derde keer naar zijn broekzakken voor en achter. Nina heeft er geen geduld voor vandaag. Haar grijsblauwe ogen schieten van links naar rechts. De voorste punten van haar sluike blonde haar veren in hetzelfde tempo mee. Ze bijt op de nagel van haar middelvinger. Gatver, de smaak van nagellak vult haar mond. Ze legt haar boodschappen op de band. Een zak huismerk paprikachips, één vers wit stokbrood, een klein potje Calvé pindakaas met nootjes, een pak minisaucijzenbroodjes, een liter optimel drinkyoghurt bosvruchten, een bak vanille-ijs van het goedkoopste soort en een kleine korstige appeltaart. Nog een kwartier voordat de onrust voor even verdwijnt.

2
De ochtendzon weet precies door de rode velours gordijnen voor Nina’s zolderraam te kieren. Hoerenlappen noemde Joris ze altijd. Een steek gaat door haar buik. Geen tijd voor spijt, spreekt Nina zichzelf streng toe. Ze is al laat. Ze stapt uit haar spijlen twijfelaar die in de hoek van haar studio staat en grijpt haastig naar het zwarte jurkje dat over de stoel naast haar bed hangt. Zwart is een groot woord merkt Nina nu. En knielang is ie evenmin door het vele wassen. Ze drukt haar neus in de stof die zo haar oksels bedekken. Fris genoeg voor een half dagje koffie serveren bij de Fred. Ze maakt een bakje yoghurt met twee afgestreken eetlepels muesli voor zichzelf klaar en zet zich aan haar vierkante grenen tafeltje dat precies past tussen haar extra hoge Billy boekenkast en haar fornuis. “Ontbijt met een view,” was de standaardgrap van Joris als hij haar zo, met haar gezicht naar de muur, zag eten. Liever een betaalbaar tiny house dan een middelmatig tweekamerappartement aan de rand van het centrum, vond Nina. Geld kost tijd. En tijd heeft ze meer dan nodig voor haar missie.

3
Nina belt aan bij het huis met de oude linde in de tuin. De klassiek donkerblauw geschilderde voordeur zwaait open.
“Durf je wel, je moedertje drie weken niet opzoeken. Ik wist wel dat ik nog een kind op de wereld had moeten zetten. Zo’n boomlange zoon die zijn moeder overstelpt met bloemen en aandacht.” Haar moeder, gekleed in een zwarte col, leren rok en camelkleurige kniehoge laarzen, drukt Nina stevig tegen haar borst. “Toch fijn dat je er bent.”
Typisch haar moeder. Altijd de spot drijvend, en toch hartelijk én fantastisch gekleed. In de drieëntwintig jaar dat Nina bij haar in huis woonde kent ze haar moeder niet anders dan in onberispelijke outfits en gekapt haar. En dat terwijl deze bom-moeder zich zeker in haar jonge jaren het schompes moest werken. Eerst als ambtenaar, later als directeur -zeg nooit directrice- van de grootste welzijnsorganisatie van de Betuwe. Haar moeder neemt haar vanachter haar rode montuur van top tot teen op. “Je ziet er grauw uit.”