Goudmijn

Testosteron giert in het rond. Vijftig mannen staan te trappelen. Likkebaardend kijken ze door het hek naar hun objecten van verlangen. Ze willen ten slotte allemaal de mooiste. Ondertussen nemen de mannen elkaar en vooral elkaars gereedschap op. Er wordt gepocht met de grootste en de beste. De druk neemt toe.

Terwijl de heren thuis nog zo beloofd hebben om zich te beheersen, is er op het veld geen houden meer aan. Als het bal eindelijk geopend wordt, weten de snelheidsduivels in no-time hun droomstukken te schaken. De geslepener types spelen een ander spel. Quasi-nonchalant lopen ze een kwartiertje later richting de central spot en speuren vervolgens koortsachtig naar de verborgen parels.

Hout, er is een enorme hunkering naar hout. Afvalhout welteverstaan. Op het Huttenkamp bij het Hovenhuus. Waar kinderen hutten bouwen, spelletjes spelen en rond een kampvuur zitten. Want dat is goed voor de verbinding, samenwerking en saamhorigheid in de wijk, zo zullen de ronkende zinnen in de subsidie-aanvraag voor het kamp klinken.

Maar wie goed kijkt, ziet dat het Huttenkamp een dekmantel is voor een ontdek-het-kind-in-jezelffestijn voor ouders. Het enige wijkevenement met een overload aan vrijwilligers. Vaders en een enkele moeder zien hun kleine jongensfantasieën bewaarheid worden. Nooit eerder hadden ze de beschikking over zoveel hout en spijkers om hun grootste bouwwerk ooit te maken. En ondertussen vermaken hun kinderen zich ook nog eens met wat getimmer, willekeurig zaagwerk en EHBO-bezoekjes voor platgeslagen duimen.

En niet alleen de handy men zijn zielsgelukkig. Een boomlange Viking met een sombrero op zijn hoofd ragt twee dagen lang onherkenbare deuntjes op een ukelele. Fysiotherapeutes en ambtenaren trekken een Mammalou-outfit aan en maken Kunst met gekleurd zand in een babyvoedingspotje. En de schuchterste vader van het schoolplein speelt met verve de rol van opzichtertje. “Open sandalen? Had Jezus ook aan op zijn laatste huttenkamp, als je begrijpt wat ik bedoel.”

Ikzelf mag op vrijdag restaurantje spelen. Althans, dat is de bedoeling. Als ik me ’s ochtends bij de chef catering meld, wacht mij een flinke teleurstelling. Er zijn meer dan genoeg moeders die fruitspiesjes willen rijgen voor de hongerige bouwvakkertjes. Mag ik dan alsjeblieft koffie schenken? Ook niet, de rij koffieschenkers blijkt langer dan de rij koffiedrinkers. Zelfs bij de afwas willen ze me niet hebben.

Licht beledigd neem ik dan maar een kijkje bij de hut van mijn jongste dochter. Er is een piramide in aanbouw. Gezien mijn linkerhanden waag ik mij niet aan bouwactiviteiten, maar mijn oog valt wel op de mansgrote stukken karton naast de hut. Boven mijn hoofd gaat een lampje branden. Die piramides verdienen nog wel wat decoratie denk ik bij mezelf.

Voor ik het weet, commandeer ik drie kleuters in de rondte en trek ik ze om op de stukken karton. Samen met een andere moeder knip ik de poppen uit. Als er witte tule en groene gordijnstof beschikbaar blijft, grissen we die weg voordat er ook maar één kinderhandje aan heeft kunnen voelen. Onder een boom in de schaduw leven we ons uit op mummy’s en walk-like-an-Egyptianfiguren. Nogal tevreden over onszelf becommentariëren we de muzieksmaak van de DJ van dienst. “Heb jij nog een hamer Sjors? Voor door de RADIO!”

’s Avonds bakken kinderen broodjes en staren vaders en moeders gebroederlijk in het kampvuur. Er gaat een extra hand door de haren, het gekir is een octaaf hoger dan normaal en stuntelige grappen krijgen een harder applaus dan nodig. Het zou me niet verbazen als het Huttenkampconcept de nieuwste festivaltrend voor ouders wordt. Jesse, Linda en Cher: uitrollen deze goudmijn. Nanam jippie jippie yeah!

Deze column verscheen eerder in de HovenHier, de wijkkrant van de Hoven in Deventer.